Aan het begin van een lesdag startte ik altijd vanuit de vraag: wat staat er nu op je voorgrond of is zo belangrijk dat je dit wilt vertellen voordat we met de les beginnen? Het doel daarvan was om er tijdens de lesdag helemaal te zijn. Het principe hiervan sprak me aan, maar de uitwerking vaak niet. Als iemand iets zwaars vertelde over een ziekte of scheiding, wilden de andere deelnemers er ook iets over zeggen, hun medeleven betuigen en dan was er een bepaalde toon gezet.
Sinds ik de opleiding positieve supervisie heb afgerond heb ik wat veranderd in mijn lessen.
Na de start van het nieuwe jaar begon ik met: “we beginnen deze keer anders, geïnspireerd door de opleiding positieve supervisie die ik heb gedaan. Vertel iets dat je de afgelopen weken hebt meegemaakte waar je blij van werd of trots op bent”. Het werd stil tot Adriene zei: “dat wil ik wel”, en begon met een positief verhaal. Nog twee volgden. Geke keek vanaf het begin moeilijk. Ik merkte boosheid bij haar omdat ik deze vraag stelde. Ze sputterde wat en vertelde wat over de nare dingen in haar leven en noemde toen ook iets positiefs. Het kwam uit haar tenen. Later sprak ik haar hier over en zei: “als de dingen minder negatief zijn, is dat ook positief”. Ja dat weet ik wel zei ze. Het was een fijn moment van contact.
“Wat zou je nadat je deze supervisie hebt gehad, willen weten of hebben bereikt”, is mijn beginvraag aan supervisie cliënt Judith. Ze begint te vertellen over het doel van haar bedrijf dat ze aan het opzetten is. Na wat stimulerende vragen vertelt ze over haar doel met deze sessie: “hoe kan ik nu echt beginnen met mijn praktijk”. Het is mooi om hier verder in te duiken en het doel specifieker te maken. Overtuigingen duiken op en uitvluchten die ze soms zelf door heeft of nadat ik haar een spiegel voorhoud.
‘Wat belemmert je’ is de vraag die bij me op komt uit gewoonte. Ik vraag me af: ‘Hoe geef ik hier een positieve draai aan’ en vervolg met de zin: ‘hoe kun je ervoor zorgen dat…’
Ik doe een visualisatie met haar waarin de gewenste situatie al realiteit was en laat haar dit tekenen. Aan de hand van wat mist en nog niet af is in de tekening hebben we een gesprek over: “hoe kun je ervoor zorgen dat het wordt zoals je wenst”. Judith had zichzelf niet getekend en ook haar cliënt niet. “waar ben jíj́ in de tekening en waar is jouw cliënt”, vraag ik. Ze reageert met: “ik ben er niet en er is ook geen cliënt, die zou er moeten zijn. Ik zou mezelf aan de behandeltafel moeten zetten’. Ik vroeg haar te zeggen ‘ik sta aan de behandeltafel’. Judith zegt het en begint het te tekenen met een grafiet potlood, zucht en tekent verder met kleur. ‘Dat voelt goed’, zegt ze. ‘Het is fijn om het concreet te hebben in een beeld en er over te sparren’.
Ik vind het fijn om op een positieve manier een groep te beginnen en om dit toe te passen in contact met cliënten. Het voelt goed en ik merk dat het anderen ook goed doet. De positieve grondtoon waarmee we zo de dag of sessie beginnen geeft een andere, positieve, flow.